De toekomst van de stedenbouw: creativiteit versus modernisme
21 januari 2019
Hoe zien de steden van de toekomst eruit? Richard Sennett, een Amerikaanse socioloog en stedenbouwkundige, heeft er wel een beeld bij. In zijn nieuwste boek Stadsleven schrijft hij over de steden in de negentiende eeuw en over de steden van nu.
Het modernisme
Sennett wordt vaak gezien als een conservatief man met te veel nostalgische gevoelens. Dit komt doordat hij kritiek levert op het modernisme en het neoliberalisme. Zo schreef hij in zijn boek Ambachtsman over het plezier en de bevrediging die de mens ervaart als hij zelf dingen maakt. In The corrosion of character schrijft hij over flexibele arbeid en zegt hij dat de mens door te flexibel te moeten zijn, verloren raakt in het moderne leven.
Ook wat betreft stedenbouw heeft Sennett kritiek op de zogenaamde modernisten. Vooral stedenbouwer Le Corbusier is volgens Sennett een grote boosdoener. Le Corbusier had een duidelijke visie op hoe steden eruit moesten zien. Alles moest van elkaar gescheiden zijn. Wonen, werken, verkeer, recreatie had allemaal een eigen plek. Volgens hem was de stad een soort machine met hoge woontorens en zonder context.
Sennett zegt dat dit soort contextloze steden overal ter wereld gebouwd kunnen worden. Dat is vooral gebeurd in de VS en in China. Het levert steden zonder karakter op. Toch is Le Corbusier van grote invloed geweest op stedenbouwers. Maar Senett wil juist steden met karakter. De hoge woontorens leiden tot geïsoleerde bewoners. Er vormt zich geen gemeenschap.
De vergissing van Shanghai
China is een goed voorbeeld hiervan. Er werden in de jaren negentig veel hoge flats gebouwd in Shanghai. Er trokken namelijk veel mensen van het platteland naar de stad. Sennett adviseerde er als stedenbouwkundige. Hij stelde een dichtere bebouwing voor en geen woontorens. In de traditionele wijken, die bestonden uit hofjes, konden extra verdiepingen worden gebouwd op de bestaande huizen. De Chinezen vonden het geen haalbaar plan. Het moesten woontorens worden, in de stijl van Le Corbusier. En zo geschiedde.
Later kregen de Chinezen spijt. De wijken met hofjes werden juist populair. De woontorens leidden tot isolatie van bewoners. Ze vroegen Sennett wat ze konden doen om gemeenschap te creëren in de torens. Maar er viel niks te veranderen. Nog geen twintig jaar na de bouw bleken de woontorens in Shanghai dus al niet meer geschikt te zijn.
Maakt Amsterdam dezelfde vergissing?
Over de plannen om in Amsterdam 25 woontorens te bouwen van 100 meter hoog, is Sennett dan ook in het geheel niet positief. Amsterdam denk dat dit de enige manier is om veel woningen te bouwen op een klein oppervlak. Sennett ziet dit anders. In Parijs is ook geen hoogbouw. Toch wonen er binnen de ring net zo veel mensen als in Manhattan, waar wel woontorens staan. Woontorens zijn dus niet nodig voor dichtere bebouwing. Bovendien zijn ze niet duurzaam omdat er airconditioning nodig is op de hoge verdiepingen. En het gebrek aan de vorming van een gemeenschap is nog wel het grootste struikelblok. Volgens Sennetts onderzoek zijn er andere manieren om woningen te stapelen, zodat er natuurlijke ventilatie mogelijk is en het prettiger wonen is.
Sennett verwijt de huidige stedenbouwers een gebrek aan creativiteit en vindt dat ze meer mogen experimenteren. Ze nemen steeds bestaande en simpele modellen over gebaseerd op Le Corbusier. De stad Amsterdam denkt eigentijds te zijn met de plannen voor de torens. Maar niets is minder waar. Woontorens zijn niet duurzaam en zorgen niet voor gemeenschapszin, terwijl dat juist zo belangrijk is in deze tijd van globalisering. Mensen komen naar Amsterdam vanwege de oude stad, de sfeer en niet voor torens die overal ter kunnen wereld staan.
Het is verrassend dat Sennett conservatief wordt genoemd vanwege zijn ideeën over gemeenschapszin en bebouwing, terwijl juist de woontorens, waar de zogenaamde modernisten zo van houden, zo ontzettend achterhaald zijn.
Bron: NRC.nl