De huizenmarkt in Amsterdam in de zestiende eeuw
21 januari 2019
De huizenmarkt staat op zijn kop. Vooral in Amsterdam is de vraag naar woningen heel groot. Maar de ruimte is beperkt. Gek genoeg was dit ook al het geval in de zestiende eeuw, toen de stad groeide van 10.000 naar 30.000 inwoners. Er zijn opvallend veel overeenkomsten tussen de situatie toen en nu.
Het gebrek aan ruimte
In de zestiende eeuw was Amsterdam nog maar klein: ongeveer net zo groot als de westelijke helft van de huidige grachtengordel. Maar er kwamen steeds meer mensen naar de hoofdstad en het stadsbestuur wist niet wat het ermee aan moest. Was uitbreiding wel mogelijk? En hoe dan?
Bouwhistoricus Gabri van Tussenbroek doet aan de Universiteit van Amsterdam en voor de gemeente onderzoek naar de totstandkoming van de huidige stad. Hij vindt vooral de zestiende eeuw interessant, vanwege de vele overeenkomsten met de huidige situatie. Door de snelle groei stegen de huizenprijzen en was er op een gegeven moment zelfs geen bouwruimte meer.
De huizenprijzen toen en nu
Van Tussenbroek bracht de huizenprijzen van toen in kaart aan de hand van de belastingen die de inwoners betaalden. De huizen aan het Damrak waren het duurst; de huur was ongeveer ƒ 200 per jaar. Logisch wel, want dit was de plek waar de schepen de stad invoeren. Ter vergelijking: een timmerman verdiende zo’n ƒ 120 per jaar, en een leraar ƒ 125. Zij waren dus beter op hun plek in een gemiddelde woning, waarvoor de huurprijs ongeveer ƒ 31 per jaar bedroeg. Bij de stadsmuren waren de huurprijzen het laagst: zo’n ƒ 5 per jaar. Er was dus een groot verschil tussen arm en rijk.
Tegenwoordig zijn de woningen in het centrum iets goedkoper dan woningen langs de grachten. Dit komt volgens Koos van Zanen, hoofdplanoloog van de gemeente, doordat het centrum het toeristische hart van de stad is. Vanwege de drukte zijn deze woningen toch minder populair. Een fractie buiten deze toeristische zone, worden de huizenprijzen gelijk hoger, omdat de populariteit daar al weer toeneemt.
Uitbreiden: ja of nee?
Vanwege de grote aantrekkingskracht die de stad in de zestiende eeuw had, werden er elk jaar tientallen huizen vernieuwd. Dit is een groot percentage aangezien er in 1530 slechts 2000 woningen in Amsterdam stonden. Dit zorgde voor hogere huren. Maar het ruimtegebrek bleef bestaan. Er moest uitgebreid worden.
Het stadsbestuur was helemaal niet enthousiast over een uitbreiding. De stadsmuur, de poorten moesten aangepast worden en er moesten bastions komen. Dit koste allemaal erg veel geld. Maar door niet uit te breiden, werden de problemen alleen maar groter. Er werd steeds meer illegaal gebouwd buiten de muren en de huren stegen erg hard.
De omslag
Na de Tachtigjarige Oorlog veranderde de situatie. De protestanten kregen de overhand. In 1578 werd het katholieke stadsbestuur afgezet en sloeg de stad een nieuwe richting in. Er werd eindelijk uitgebreid. Dit was hard nodig, want de situatie was nijpend vanwege de illegale bebouwing en de enorme drukte. Voor de bouw van de grachtengordel was erg veel geld nodig, daarom werd het in twee fases gedaan. Grondbezitters werden onteigend zodat er een nieuw stratenpatroon kon komen. Dit stratenpatroon bestaat nu nog steeds.
Reinout Rutte, die aan de TU Delft onderzoek doet naar de totstandkoming van de huidige steden, geeft aan dat hiermee duidelijk wordt hoeveel invloed een herindeling of uitbreiding kan hebben op een stad. Ook als er nu ingrijpende veranderingen worden gedaan of als de stad uitgebreid wordt, zal het gebruikte stratenpatroon nog eeuwen blijven bestaan. Daarom moet er goed nagedacht worden over hoe de stad de huidige situatie aanpakt.
Bron: FD.nl