Dreigende verlaging overdrachtsbelasting: redmiddel of risico voor de woningmarkt?

2 september 2024

De overdrachtsbelasting voor beleggers en andere vastgoedkopers is vorig jaar verhoogd naar 10,4%, wat door institutionele beleggers en projectontwikkelaars als veel te hoog wordt gezien. Ze pleiten voor een verlaging naar 6%, iets waar ze sinds de aankondiging van de tariefsverhoging al voor strijden. Deze hoop is nu gericht op het nieuwe kabinet dat binnenkort op Prinsjesdag zijn eerste begroting presenteert.

Reden voor het hoge tariefVerduurzaming van appartementen is vaak een lastige zaak

Oorspronkelijk betaalden alle vastgoedkopers, inclusief huizenkopers, 6% overdrachtsbelasting. Na de kredietcrisis werd dit tarief voor huizenkopers verlaagd naar 2% om de woningmarkt te stimuleren. Woningbeleggers profiteerden aanvankelijk ook van deze verlaging, maar vanaf 2021 werden zij weer naar een hoger tarief getrokken, eerst naar 8% en vervolgens naar 10,4% onder het kabinet-Rutte IV. Deze laatste verhoging werd ingevoerd om een begrotingstekort te dichten. Voormalig minister Hugo de Jonge erkende later dat Nederland hiermee een van de hoogste tarieven voor overdrachtsbelasting in Europa heeft.

Gevolgen voor de woningmarkt

Beleggers en projectontwikkelaars zien de verlaging van de overdrachtsbelasting niet als dé oplossing voor de problemen op de woningmarkt. Een recente enquête van het ministerie van Binnenlandse Zaken onder vastgoedmarktpartijen, zowel binnen als buiten Nederland, benadrukte vooral de onvoorspelbaarheid van fiscale regels en woningmarktbeleid als factoren die het investeringsklimaat verslechteren. Hoewel de overdrachtsbelasting een rol speelt, is het niet de enige uitdaging. Marktpartijen vrezen dat de huidige belastingdruk, in combinatie met andere factoren, Nederland minder aantrekkelijk maakt voor buitenlandse investeerders, die een belangrijke rol spelen in het realiseren van de benodigde nieuwbouw.

Financiële consequenties van een verlaging

Een verlaging van de overdrachtsbelasting naar 6% zou een gat in de overheidsbegroting van ongeveer €1 miljard veroorzaken. Om dit tekort te compenseren, zou het tarief voor particuliere huizenkopers omhoog moeten naar 4,8%, een maatregel die politiek onhaalbaar lijkt. Daarnaast zijn er nog andere dringende behoeften op de woningmarkt, zoals extra financiering voor infrastructuur en de wens van woningcorporaties om de winstbelasting af te schaffen. Gezien de beperkte middelen van het nieuwe kabinet, is het de vraag of het verlagen van de overdrachtsbelasting de meest effectieve maatregel is om de woningbouw te stimuleren.

Risico’s van een verlaging

Een abrupte verlaging van de overdrachtsbelasting naar 6% kan ook onbedoelde negatieve effecten hebben. Het kan leiden tot een verkoopgolf van beleggers die de verlaging als een kans zien om hun vastgoed tegen een betere prijs te verkopen. Bovendien zou het verschil in fiscale voordelen tussen particuliere kopers en beleggers, wat een belangrijke politieke overweging is, weer kleiner worden. Hierdoor kan de politieke wens om particuliere kopers te bevoordelen, onder druk komen te staan.

Bron: fd.nl