Bouwers maken weinig winst, terwijl de bouwsector floreert

14 januari 2019

Het gaat goed met de bouwsector. Sinds de woningbouw aantrok, gaat het ook steeds beter met de water- en wegenbouw en er worden ook weer meer kantoren gebouwd. Een goed teken. Toch lijkt het allemaal niet zo geweldig te gaan. De grote bouwers als BAM, Heijmansweerd, VolkerWessels en Sprangers Bouwbedrijf draaien lang niet zo goed als je zou denken. De winsten vallen tegen. Hoe komt dat?

Peter van der Horst, topman van Sprangers, heeft wel een idee. “Het resultaat van een bouwbedrijf wordt bepaald door de twee slechtste werken. Dat is niet alleen bij Sprangers zo, dat geldt in de hele bouwwereld. Als je die projecten weghaalt, zou iedere bouwer goud geld kunnen verdienen. Maar je weet van tevoren nooit welke twee projecten het zijn.” Deze slechtlopende projecten halen het totale bedrijfsresultaat dus flink naar beneden. En er zijn nogal wat van dit soort projecten.

Tegenvallende projecten

Volgens de sectoreconoom Bouw & Vastgoed van de ING, Maurice van Sante, zorgen deze slechte projecten voor een vertekend beeld van de bouwsector. De uitschieters bepalen uiteindelijk voor een groot deel de winst van een bedrijf, en in dit geval zijn dat de negatieve uitschieters. Bovendien is er in de bouw veel concurrentie en zijn de marges laag. Ondanks dit alles is er over het geheel genomen wél sprake van toenemende winsten.

De projecten waar het mis gaat, gaan vaak ook écht mis. Er zijn tegenvallende omstandigheden en het weer speelt ook een rol. Het was de afgelopen jaren in de winter heel koud, maar in de zomer heel heet. Hierdoor liepen projecten soms enorme vertragingen op. En dan is er ook nog te weinig personeel, waardoor de vertragingen nog ernstiger worden.

Bouwers maken weinig winst, terwijl de bouwsector floreert

De nadelen van de goede economie

 

Toch zijn er ook bouwers die geen problemen ervoeren bij hun projecten. Maar hun winsten vallen ook tegen. Dit heeft te maken met hogere arbeidskosten en duurdere inkoop. Job Dura, van Dura Vermeer, heeft hier wel een verklaring voor. Men verwacht bij een hoogconjunctuur vaak dat ondernemen makkelijker is en dat er snel geld verdiend kan worden. Maar de kosten voor materiaal en personeel stijgen in deze tijden vaak harder dan de inkomsten. Volgens Dura is marge maken dus erg lastig. In een neergaande markt zit juist meer speling.

Kostenbesparing en efficiëntie

Hoe moeten de bouwers omgaan met deze tegenslagen en met de nadelen van de hoogconjunctuur? Ze kunnen de hogere prijzen toch gewoon doorberekenen? Dat blijkt nog aardig tegen te vallen. Het lastige hieraan is dat grote bouwprojecten gauw drie jaar duren. Er zijn contracten afgesloten. Hogere prijzen doorbereken lukt dan niet altijd. Bij de kortere projecten is het geen enkel probleem. Prijzen kunnen dan makkelijker aangepast worden.

Een ander punt is dat bouwers minder afhankelijk zouden moeten zijn van het weer. In de woningbouw gebeurt dit al. Veel woningen worden in delen in de fabriek geproduceerd en op locatie in elkaar gezet. Het weer is dan niet zo belangrijk meer. Hierdoor zijn er veel minder vertragingen. Het heeft echter nog meer voordelen. Doordat er veel dezelfde onderdelen worden gemaakt in de fabriek, kan er goedkoper ingekocht worden. Er worden ook minder fouten gemaakt omdat alles in grote hoeveelheden wordt geproduceerd.

De bouwbedrijven besparen ook door te investeren in digitalisering. Ontwerpen worden opgeslagen zodat ze steeds weer hergebruikt kunnen worden. Hierdoor wordt er veel efficiënter gewerkt. Door dit soort innovaties wordt in de toekomst veel bespaard als het op bouwproductie aankomt, namelijk tot wel 10 procent.

Zowel BAM als Dura Vermeer zijn hiermee bezig. Deze investeringen kosten echter wel serieus geld. En er is tijd nodig om alles te implementeren. Van Sante zegt dat die tijd ook genomen mag worden. “De iPad, waardoor papieren bouwtekeningen niet meer nodig zijn, bestaat nog geen tien jaar. Geef de sector ook een beetje de tijd.”

Bron: FD.nl