Big data volgt Chinezen op de voet

14 februari 2018

De Chinese overheid verzamelt persoonlijke data van mensen en pakt zo criminelen op.

Big data heeft zich snel ontwikkelt in China. Kunstmatige intelligentie wordt op allerlei manieren in de praktijk gebracht. De overheid gebruikt het als onderdeel van de veiligheid, maar ook in de commerciële toepassingen gebeurt het steeds meer. Waar winkelketens toestemming moeten vragen aan klanten, hoeft de overheid dit niet. Zij nemen foto’s in het verkeer van overtreders en slaan deze op in de nationale identiteitenbase. Deze gezichtendatabase wordt gebruikt door de Chinese politie om criminelen op te sporen.

Laconieke reacties

China heeft de ambitie om wereldleider te worden in de kunstmatige intelligentie. Big data is hier de grondstof van. In 2020 zal deze sector een omzet generen van ongeveer 19 miljard euro en vijf jaar later zelfs rond de 55 miljard euro. Onder Chinezen heerst een mengeling van trots over de technologische vooruitgang, gelatenheid over de overheid die toch al alles van hen weet en optimisme dat de technologie de wereld een stukje beter maakt. Sommige mensen geven aan het goed te vinden voor de samenleving en hopen dat mensen zich beter gaan gedragen als ze weten dat ze in de gaten worden gehouden. Over het algemeen wordt er laconiek op gereageerd.

Sociaal kredietsysteem

De overheid heeft als doel om een integere en kredietwaardige samenleving te hebben. Het Duitse onderzoeksinstituut Merics schrijft dat het sociaal kredietsysteem dat in 2020 klaar moet zijn een potentieel middel is voor een totalitaire surveillance. In dit systeem zullen de Chinezen worden beoordeeld op kredietwaardigheid en gedrag. De staat kan het gebruiken om gedrag te observeren, te beoordelen en uiteindelijk ook bij te stellen. De Chinese autoriteiten hebben te veel baat bij uitvindingen van technologiebedrijven om er harde regels aan te stellen. De regelgeving komt later wel wanneer duidelijk is wat mogelijk is en hoe lang mensen de schending van hun privacy accepteren.

Bron: NRC