Polderen en kleine stapjes vooruit op de woningmarkt
22 november 2018
Kajsa Ollongren (D66) heeft een jaar achter de rug als minister van Binnenlandse Zaken. Er is in haar portefeuille geen ander onderwerp zo vaak besproken in de Tweede Kamer als de woningmarkt. Wel twintig van de vijftig debatten die ze voerde gingen over bijvoorbeeld de almaar stijgende huurprijzen, de inkomensafhankelijke huurverhoging en de invloed van particuliere beleggers op de woningmarkt.
De minister staat voor een grote opgave op dit moment, het woningtekort in Nederland is nu zo’n 200.000 en tot 2030 zullen er zo’n 1 miljoen woningen bijgebouwd moeten worden. Daarnaast is het aantal verkochte nieuwbouwwoningen met 20,6% gedaald in het tweede kwartaal van 2018 ten opzichte van dezelfde periode in 2017. En de teller van nieuwbouwwoningen staat nu op 67.000, wat betekent dat er 8000 woningen minder worden gebouwd dan er in de Nationale Woonagenda van Ollongren staat.
Met nog drie jaar ministerschap voor de boeg, maakte NRC een rondje langs Kamerleden, gemeenten, provincies, marktpartijen en maatschappelijke organisaties om te peilen hoe Ollongren het doet als minister. Een antwoord in drie kenmerken.
De stijl van Ollongren
Ollongren werkt veel meer middels het befaamde polderen. Ze gaat discussies aan. Zo zegt Max Noorder, voorzitter van koepelorganisatie Aedes: “Van een Amerikaanse aanpak waarbij het kabinet het woonbeleid aan de markt overliet naar een meer Nederlandse polderbenadering waarbij ook het maatschappelijk middenveld wordt betrokken.” Volgens Paulus Jansen, directeur van huurdersvereniging de Woonbond heeft ze “een open houding, veel meer dan Blok. Bij Blok was het een kwestie van het uitwisselen van standpunten. Ollongren gaat de discussie aan.”
Er klinkt echter ook kritiek rondom de polderbenadering en het eindeloos discussiëren. Zo vindt Boudewijn Rijvis, voorzitter van de commissie Wonen van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), dat het hoog tijd is om wat te doen. “We hebben nu een jaar de tijd gehad om aan elkaar te wennen. Laten we nu actie ondernemen.”
De visie van Ollongren
De Nationale Woonagenda die Ollongren presenteerde, las zich meer als een probleemanalyse dan dat er concrete oplossingen werden genoemd. De Woonagenda bevatte één meest geformuleerd doel en dat was dat er elk jaar 75.000 woningen bijgebouwd gaan worden tot 2025. Er werd echter geklaagd over onduidelijkheid over wie daadwerkelijk verantwoordelijk zou zijn voor de nieuwbouw.
Het document werd niet ondertekend door gemeenten en de provincies. De VNG kon bijvoorbeeld nog niet tekenen omdat er nog onderhandeld werd met gemeenten over het nieuwe woonbeleid. Ook ontvangen gemeenten graag meer geld voor binnenstedelijke bebouwing.
Haar visie komt duidelijk naar voren door het niet ingrijpen in de markt. Smeulders, Kamerlid van GroenLinks, vraagt zich af of ze het zelf echt niet wil of dat het voor haar achterban een no go is, omdat de VVD een achterban heeft van vastgoedbezitters. Volgens SP-Kamerlid Sandra Beckerman wil Ollongren dit zelf niet: “Ik zie heel erg een houding van: ik ga niet in de markt ingrijpen.”
Het beleid van Ollongren
Volgens veel ministers startte Ollongren met haar ministerschap onder moeilijke omstandigheden na de crisis. Ze heeft ook zeker een aantal stappen gezet, zoals het vrijmaken van 38 miljoen voor binnenstedelijk bouwen, het verlagen van de verhuurdersheffing voor wooncorporaties en het verlagen van de premie voor de Nationale Hypotheek Garantie (van 1,0% naar 0,9%).
Maar de stapjes zijn te klein. Zo stelt eigenaar van Vereniging Eigen Huis Rob Mulder: “Zij moet de knopen doorhakken als de betrokken partijen er niet uitkomen, want wonen is een grondrecht en daar is zij eindverantwoordelijk voor.” Echter was het plan van de Tweede Kamer juist decentralisatie. D66-Kamerlid van Eijs zegt: “We hebben juist besloten dat we lokale oplossingen willen. Dan is regie door Den Haag een behoorlijke stap terug.”
De woningmarkt blijft een lastig pakket volgens NVM-voorzitter Ger Jaarsma. “Want voor de opleiding van meer bouwvakkers moet je bij Onderwijs zijn, voor de aanleg van wegen en openbaar vervoer bij Infrastructuur, voor meer geld bij Financiën en voor het woonbeleid bij Binnenlandse Zaken.”
Bron: NRC.next