Planbureau waarschuwt: ‘Maak flexwoningen niet te klein’

31 oktober 2024

Flexwoningen schieten tekort in woonruimte

Flexwoningen mogen dan een snelle oplossing bieden voor het woningtekort, maar volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) leveren ze weinig wooncomfort op. Een recent onderzoek toont aan dat deze woningen aanzienlijk kleiner zijn dan andere kleine woningen, terwijl bewoners vaak juist behoefte hebben aan meer ruimte. Jolien Groot, onderzoeker bij het PBL, waarschuwt ervoor om van flexwoningen geen doel op zich te maken. “De woningmarkt mag dan vastgelopen zijn, maar we moeten oog houden voor de wensen van de bewoners.”

Vergelijking met eerdere kleine woningen: HAT-beleid

Het kabinet wil jaarlijks 15000 flexwoningen laten bouwenHet PBL vergelijkt de hedendaagse flexwoning met kleine woningen uit het verleden, zoals die gebouwd onder het HAT-beleid in de jaren tachtig. HAT-woningen waren bedoeld voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens en werden, net als flexwoningen, met subsidie gerealiseerd. Toch waren deze woningen vaak groter. Slechts 15% van de HAT-woningen was kleiner dan dertig vierkante meter, tegenover de flexwoningen van nu, waarvan bijna de helft niet meer dan twintig vierkante meter meet.

Mismatch tussen ruimte en woonbehoefte

De Nederlandse woonstandaard is relatief ruim; een gemiddeld persoon heeft 53 vierkante meter tot zijn beschikking, alleenwonenden zelfs 87 vierkante meter. Dit staat in schril contrast met flexwoningen, waarvan de meeste bewoners maar een klein deel van die ruimte hebben. Het PBL wijst erop dat woningzoekenden vaak op zoek zijn naar ruimere woningen en dat bewoners van kleine woningen minder tevreden zijn over hun woonomgeving.

Flexwoningen op onaantrekkelijke locaties

Om snel aan de woningvraag te kunnen voldoen, zijn flexwoningen vaak op minder aantrekkelijke plekken neergezet, zoals langs snelwegen of in industriële gebieden. Veel HAT-woningen op afgelegen plekken zijn inmiddels gesloopt, terwijl de overgebleven HAT-woningen juist populair zijn. Hoewel het PBL niet specifiek het woongenot van flexwoningbewoners onderzocht, wijzen ze erop dat flexbewoners gemiddeld slechts 1,8 jaar blijven, tegenover 5,6 jaar voor andere kleine woningbewoners.

Investeren in ruimere, permanente woningen

Volgens het PBL kunnen flexwoningen in sommige gevallen waardevol zijn door hun snelle realisatie, maar het is niet de ideale langetermijnoplossing. “Gemeenten en ontwikkelaars zouden beter kunnen investeren in ruimere, permanente woningen van minimaal vijftig vierkante meter,” adviseert Groot. Bij de huidige bouwambities is het belangrijk dat woningbouwprojecten aansluiten bij de voorkeuren van woningzoekenden, wat zorgt voor blijvend woongenot.

Bron: cobouw.nl