Minister De Jonge doorbreekt taboe: bouwgrond moet goedkoper worden
21 juni 2023
Woonminister Hugo de Jonge van het CDA heeft aangekondigd dat hij de prijs van bouwgrond wil verlagen om de woningbouw goedkoper en sneller te maken. Om dit te bereiken, stelt hij voor dat gemeenten actiever beleid voeren en eerder beginnen met onteigeningsprocedures. Daarnaast wil hij onderzoeken of de waardestijging van grond bij een wijziging van de bestemming kan worden beperkt.
De problematiek van grondeigendom is politiek gevoelig, maar minister De Jonge stelt dat de afwezigheid van grondbeleid een grote belemmering vormt voor de woningbouwambities van het kabinet. Het kabinet heeft als doel om tot 2030 900.000 nieuwe woningen te bouwen om het woningtekort terug te dringen. Echter, het huidige grondbezit en de grondprijzen maken dit moeilijk. Ook in de Tweede Kamer maken verschillende fracties, waaronder regeringspartijen D66 en ChristenUnie, zich hierover grote zorgen.
Tekort aan bouwgrond en onrendabele top
Sinds de kredietcrisis is het grondbezit van gemeenten en woningcorporaties afgenomen. Woningcorporaties hebben naar schatting genoeg grond voor ongeveer 22.000 woningen, terwijl er is afgesproken dat zij dit decennium 300.000 woningen zullen bouwen. De grootste marktpartijen hebben grond voor ongeveer 115.000 woningen buiten de bebouwde kom. Er is dus behoefte aan meer bouwgrond.
Echter, de prijs van bouwgrond is de afgelopen jaren zo gestegen, met het oog op de bouw van dure koopwoningen, dat het financieel lastig is om rendabele woningen te realiseren. Juist betaalbare woningen leveren minder op. Het kabinet streeft ernaar dat twee derde van de nieuwe woningen betaalbaar is. Hierdoor is er met name bij binnenstedelijke projecten vaak sprake van een tekort, een zogenaamde “onrendabele top”. Zelfs wanneer rekening wordt gehouden met noodzakelijke investeringen in openbare voorzieningen zoals wegen en scholen, moeten plannen worden versoberd of is overheidssteun nodig om de bouw mogelijk te maken.
Maatregelen van minister De Jonge
Om de situatie te verbeteren, wil minister De Jonge dat gemeenten duidelijk aangeven welke mix van woningtypen in een gebied zal worden gebouwd, inclusief betaalbare koop- en huurwoningen. Daarnaast moeten de benodigde financiële middelen voor publieke voorzieningen vooraf worden vastgesteld, zoals infrastructuur. Hierdoor zouden grondeigenaren en ontwikkelaars realistischere grondprijzen gaan hanteren, vergelijkbaar met het systeem in het Verenigd Koninkrijk.
Om meer transparantie te bieden over de kosten, zal het ministerie van Wonen samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dit jaar een standaardmodel ontwikkelen. Minister De Jonge hoopt dat dit zal leiden tot realistischere verwachtingen bij grondeigenaren, taxateurs en financiers.
Verder stelt de minister voor dat gemeenten parallel aan onderhandelingen direct een onteigeningsprocedure starten om vertragingen in bouwprojecten te voorkomen. Als de partijen er niet uitkomen, hoeft de volledige juridische procedure niet te worden doorlopen. Dit kan tijd besparen en is tevens een extra drukmiddel voor marktpartijen om tot overeenstemming te komen.
Het planbatenheffing-voorstel, waarbij grondeigenaren een eenmalige heffing zouden krijgen bij een aanzienlijke waardestijging van hun grond als gevolg van een bestemmingswijziging, wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet. Het ministerie zal echter komend jaar onderzoeken of dit een haalbare optie is. De PvdA heeft in de afgelopen jaren herhaaldelijk gepleit voor een dergelijke heffing.
Tot slot voldoet minister De Jonge aan een belangrijke wens van woningcorporaties door hen tien jaar de tijd te geven om grond te bebouwen, in plaats van de huidige termijn van vijf jaar. Deze verplichting om snel te beginnen met bouwen vormde voor corporaties een obstakel bij de aankoop van grond.
Bron: FD