Nederland heeft 900.000 woningen nodig. Waar gaan we bouwen?
31 januari 2023
Tot 2030 moeten er in Nederland 900.000 woningen bij komen. De vraag is: waar gaan we die woningen realiseren? Bouwen kan zowel binnen als buiten de steden. Beide opties hebben voor- en nadelen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geeft zijn visie op de woningbouw in Nederland. Wordt het bouwen in het weiland, of toch liever binnen de huidige stadsgrenzen? De locatie voor nieuwe woningen is en blijft een lastig vraagstuk.
Veel discussie
Er is veel discussie over de locatie voor nieuwe woningen. Voorstanders van stedelijk bouwen, de overheid, architecten en woningcorporaties, wijzen op de lagere kosten omdat de infrastructuur al aanwezig is. Voorstanders van ‘bouwen in het weiland’ geven aan dat hier tenminste de ruimte is. Maar de tegenstanders wijzen op de hogere kosten en het verdwijnen van openbaar groen. Tegenstanders van bouwen in de stad geven aan dat niet iedereen op loopafstand van de schouwburg wil wonen. Maar wie heeft er nu gelijk? Ook binnen de politiek zijn er verschillen.
De partijen die zich vooral om het milieu bekommeren willen dat er binnenstedelijk wordt gebouwd. De partijen die meer op de economie zijn gericht neigen meer naar buitenstedelijk bouwen. En dan zijn er nog de verschillende belangen. Projectontwikkelaars hebben geïnvesteerd in grond buiten de stad. Daar willen ze dus maar wat graag gaan bouwen. Gemeenten bezitten van oudsher grond binnen de stad en hebben daar dus een voorkeur voor.
‘Kies voor beide opties’
David Hamers van het PBL schreef al in 2020 een notitie over de locatie voor nieuwe woningen. Volgens hem is het een kwestie van en-en. Er is geen duidelijke voorkeur voor binnenstedelijk of buitenstedelijk bouwen. Wat op de ene plek de juiste keuze is, is dat elders wellicht juist niet. In een natuurgebied als de Veluwe moet je niet gaan bouwen, zegt Hamers. Maar een enkel weiland voor woningbouw bestemmen waar in de omgeving nog voldoende overblijft is wellicht wel een optie. Met die mening jaagt hij overigens wel meteen de boeren tegen zich in het harnas. Zij zijn in de meeste gevallen fel gekant tegen het moeten inleveren van land. Toch zou die opgave niet zo heel groot zijn. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) berekende in 2022 dat slechts 1,4% van alle landbouwgrond in Nederland zou moeten worden ‘opgeofferd’ voor woningbouw. Dan is er al genoeg ruimte voor de 900.000 woningen die het kabinet wil bouwen tot 2030. De demografie van een stad of dorp speelt ook een belangrijke rol. De huizen die nu gebouwd worden moeten ook over pakweg 100 jaar nog voorzien in de behoefte van de bewoners.
De voors en tegens
Beide opties hebben voors en tegens. Bouwen buiten de stad is vaak goedkoper en het kan in veel gevallen sneller. Er hoeven geen bedrijven te worden uitgekocht. De grond is minder vaak vervuild en behoeft dus minder sanering. Er is een kleinere kans op bezwaren van omwonenden. De grond wordt meer waard, die ‘winst’ kan in voorzieningen worden gestoken om de wijk leefbaar te maken. Bouwen in de stad heeft als belangrijkste pluspunt dat de infrastructuur en voorzieningen als scholen en winkels al aanwezig zijn. Daar komt bij dat veel mensen graag in de stad willen wonen. Wonen in het buitengebied is vaak alleen weggelegd voor mensen die over een auto beschikken. Maar Hamers wijst er op dat er vooral moet worden gekeken naar wat de mensen willen. In wat voor stad of dorp willen we wonen in de toekomst? Dat moet de belangrijkste vraag zijn als antwoord op de vraag wat wordt de locatie voor nieuwe woningen?
Bron: NRC