Woningschaarste maakt herziening van het toewijzingsbeleid noodzakelijk
26 mei 2021
Het aantal sociale huurwoningen is in sommige regio’s schrikbarend gedaald. In Amsterdam staat een woningzoekende gemiddeld 15 jaar op de wachtlijst. In de periode tussen 2011 en 2019 daalde het aantal corporatiewoningen met 8%. Het aantal sociale huurwoningen daalde daarmee naar 40% van het totale woningbestand in de hoofdstad. Corporaties verkochten in de afgelopen ruim 10 jaar ruim 236.000 huizen. Die gingen niet alleen naar de zittende huurders of starters, maar ook naar beleggers. Vooral sinds 2015 belandden deze huurhuizen daardoor in de vrije sector.
Amsterdam wil woningen gaan opkopen
De gemeente Amsterdam wil zelfs proberen eigenhandig te voorkomen dat sociale huurwoningen van de markt gaan. De gemeente overweegt om deze huizen, als ze te koop worden aangeboden, zelf op te kopen. Amsterdam kan hiervoor gebruik maken van het eerste recht van koop. De corporaties wijten het aan de verhuurdersheffing dat ze noodgedwongen woningen moeten verkopen. Vanwege deze belasting is er te weinig vermogen beschikbaar om nieuwe huizen te bouwen of woningen te renoveren of te verduurzamen.
Overheveling woningbeleid naar de vrije markt heeft negatieve uitwerking
In de jaren 90 van de vorige eeuw besloot de overheid dat het een goed idee was om het woningbeleid naar de vrije markt over te hevelen. Dit heeft geleid tot negatieve ontwikkelingen. Doordat de overheid met allerlei maatregelen het bezit van een eigen woning stimuleert, leidt dit tot meer ongelijkheid in de maatschappij. De groep die geen eigen huis kan kopen raakt financieel steeds verder achterop. Zij die van een particuliere verhuurder een woning huren leven bovendien steeds vaker in onzekerheid. Steeds meer woningen worden alleen nog tijdelijk verhuurd. Dit betekent dat na afloop van het contract de huur fors kan worden verhoogd of de huurder simpelweg moet vertrekken. Geen zekerheid over een dak boven je hoofd leidt tot sociale onrust.
120 jaar volkshuisvesting weer terug bij af
Aan het begin van de 20e eeuw greep de overheid in om ervoor te zorgen dat arbeiders, de armste klasse van de maatschappij, in aanmerking kon komen voor een sociale huurwoning. In de jaren die volgden veranderde er veel. Vooral sinds in de jaren 80 de liberalisering van de woningmarkt vorm kreeg. Woningcorporaties verkochten woningen aan beleggers en zo werd het voor mensen met een laag inkomen steeds moeilijker om aan een huis te komen. De gemeente staat nu op het punt om in te grijpen en de huisvesting van mensen met een laag inkomen weer in eigen hand te nemen. Met andere woorden: de woningmarkt is weer terug bij af.
Wie heeft het meeste recht op een woning?
Het woningtekort in Nederland zorgt er steeds vaker voor dat groepen tegenover elkaar komen te staan. Moet een beschikbare sociale huurwoning naar een starter gaan, naar een statushouder of naar iemand die vanwege persoonlijke redenen dringend een andere woning nodig heeft? De solidariteit tussen burgers komt onder druk te staan als er voor iedere woning zoveel gegadigden zijn. Het Europees Parlement gaf in januari 2021 aan dat huisvesting een grondrecht moet zijn. Maar dan zullen maatregelen die dit recht jarenlang hebben ondermijnd wel op de schop moeten.
Bron: NRC Next